hij kwam aanlopen. 'wat is er?'hij zahg haar onzekere uitdrukking en keek haar aan 'gaat het wel desprate. oppeens krijg hij een idee. hij ging achter haar staan en sprong op haar zo dat ze werd gedekt. hij bleef een ele tijd p haar hij vond het el lek. hijbeet af en toe in ahar mnen. toen ging hij van ahar af. 'wat vond je daavan'